hun/hen
Wanneer gebruik je wat?
Dat betekent niet dat je ‘hun’ nooit mag gebruiken. Hun kan bezittelijk gebruikt worden (dat is hun huis), maar ook meewerkend (ik ga het hun vragen). Maar soms gebruik je in plaats van ‘hun’ het woord ‘hen’ of ‘zij’. Wanneer?
Hun
‘Hun’ is in de eerste plaats een bezittelijk voornaamwoord. Het is een woord waarmee je aangeeft dat iets van iemand is. ‘Dat is hun eigen schuld, want zij hebben hun fietsen niet op slot gezet’. Maar je kunt ‘ hun’ ook gebruiken als meewerkend voorwerp, dus als je kunt vragen: aan wie of voor wie? Je krijgt dan bijvoorbeeld:
- Ik heb het hun nog niet verteld.
- Ik ga hun maar eens een stevige borrel schenken.
- Dat verbaast hun niets.
Hen
In veel situaties waarin ‘hun’ foutief wordt gebruikt, is ‘hen’ het correcte alternatief. We gebruiken hen in de functie van lijdend voorwerp, dus als je kunt vragen ‘wie?’ of ‘wat?’
- Waar Bram en Willem zijn? Ik heb hen nog niet op school gezien.
- Broeden ze weer op een plannetje? Ja, ik ben hen liever kwijt dan rijk.
Na een voorzetsel gebruiken we altijd hen:
- Ik heb het nog niet aan hen verteld.
- Ik ga voor hen maar eens een stevige borrel schenken.
- Ga jij eens naast hen zitten.
Zij
In zinnen waarin ‘hun’ ten onrechte wordt gebruikt als onderwerp (‘hun moeten niet zo zeuren’) is het correcte alternatief ‘zij’. De juiste manier is dus: ‘zij moeten niet zo zeuren’.
Maak jouw eigen website met JouwWeb