Zinsontleding

Zinsontleding

Als je zinnen ontleedt, geef je groepjes woorden die bij elkaar horen een aparte naam.

Waarom leren we dat?

Als je ziet welke woorden bij elkaar horen, is het makkelijker om te leren schrijven, lezen en om een andere taal te leren.

 

1e klas: (herhaling)

Persoonsvorm                       - ww dat hoort bij het onderwerp> zet zin in andere tijd.

VB- Freek rent. > Freek rende.

Werkwoordelijk gezegde    - WG- alle werkwoorden.

VB- Wanneer begint Freek te rennen?

Onderwerp                              - Wie of wat +pv? Wie rent?

VB- Freek rent.

Lijdend voorwerp                  -WAT +pv+ iemand of iets? WAT eet Freek?

VB- Freek eet een banaan

2e klas:

Meewerkend voorwerp    - AAN/VOOR WIE + (geeft/vertelt/mailt) iemand iets?

VB- Kees stuurt de concierge een mail over zijn afwezigheid.

Bijwoordelijke bepaling    - HOE?/ WANNEER?/ WAAR?/ HOE LANG?/ WAARDOOR

?/ ETC..

VB- Door omstandigheden kon ik het boek gisteren niet aan mijn zus geven.